Vererving van kleurmutaties

Over vererving

Als we in verband met onze vogels over verervingen spreken denken we meestal aan de vererving van kleuren. Toch omvat het begrip erfelijkheid oneindig veel meer. Alle eigenschappen, zowel zichtbare als onzichtbare, die overgedragen worden van de oudervogels naar de jongen behoren tot het  domein van de erfelijkheid. Deze eigenschappen bevinden zich op de genen. Het was de Oostenrijkse monnik Gregor Mendel die in het midden van de 19de eeuw de grondslag legde van de erfelijkheidsleer. Hij stelde vast dat de overdracht van eigenschappen gebeurt volgens vaste regels: de wetten van Mendel.

Een beetje wetenschap

Bij de bevruchting versmelten eicel en zaadcel en krijgt het embryo de helft van de genen van de vader en de andere helft van de moeder mee. Daarvoor hebben de chromosomen waarop de genen zich bevinden, zich eerst moeten delen.  Het chromosoom dat onder meer het geslacht bepaalt heet het geslachtschromosoom. Bij een man wordt dit voorgesteld als XX en bij de pop als XY.  Om de verschillende X-en uit elkaar te houden zullen we ze gemakshalve nummeren. Als het geslachtschromosoom zich deelt geeft dit voor de man uiteraard X(1) en X(2) en bij de pop X(3) en Y(4).  Bij de samensmelting na de bevruchting zal ofwel X(1) ofwel  X(2) van de man samensmelten met ofwel X(3) ofwel  Y(4) van de pop. Er zijn dus vier combinaties mogelijk. Als X(1) en  X(3) samensmelten is het jong een man.   X(1) en Y(4) samen geeft een pop, X(2) en X(3) geeft een man en tenslotte X(2) en Y(4) is een pop.

De verschillende verervingen

 

Geslachtsgebonden vererving

 

 

Op het X-geslachtschromosoom liggen ook de genen die bepaalde kleuren doorgeven. Dit zijn de geslachtsgebonden kleuren. Het Y-chromosoom van de pop bevat geen genen die kleuren kunnen doorgeven. Het wordt ook wel het lege chromosoom genoemd.

 

Enkele geslachtsgebonden kleuren zijn agaat, bruin, pastel, aminet (eumo), satinet en de combinaties van deze kleuren.

 

Enkele kenmerken van een geslachtsgebonden vererving zijn:

 

  1. Een kleur moet bij de man op beide X-en voorkomen om zich te tonen, bij de pop slechts op het ene.
  2. Een man kan een kleur verborgen in zich dragen zonder dat hij die kleur uiterlijk toont. Zo een man wordt split genoemd voor die kleur.
  3. Vermits bij een pop de kleur maar op één X-chromosoom moet zitten om ze te tonen en ze ook maar één X-chromosoom bezit kan ze dus nooit split zijn voor een geslachtsgebonden kleur.

 

Voorbeelden van broeduitkomsten: (aganet bij de putter)

 

 

Split aganet man x wildkleur pop: 25% wildkleur mannen, 25% split aganet mannen, 25% wildkleur poppen, 25% aganet poppen.

 

Split aganet man x aganet pop: 25% Split aganet mannen, 25% aganet mannen, 25% wildkleur poppen, 25% aganet poppen.

 

Aganet man x wildkleur pop: 50% split aganet mannen, 50% aganet poppen.

 

Aganet man x aganet pop: 50% aganet mannen, 50% aganet poppen

 

 

Opmerkingen:

 

  1. Bij de eerste koppeling uit het voorbeeld kan je aan het uiterlijk van de jonge mannen niet zien of ze split zijn of niet.
  2. In dit voorbeeld kan je "aganet" vervangen door eender welke geslachtsgebonden kleurmutatie.

 

 

 

Niet-geslachtsgebonden of autosomale verervingen

 

 

Deze verervingen liggen niet op het geslachtschromosoom maar op een ander chromosoom en vererven dus totaal los van het geslacht. Ze worden ook autosomaal genoemd. Er zijn verschillende autosomale verervingen:

 

  • Dominante vererving:

 

Een vogel die een dominante eigenschap bezit, toont die altijd. Een dominante kleurmutatie moet maar op één factor voorkomen om zich te tonen. Er bestaan dus geen split vogels voor dominante kleuren. Een voorbeeld van een dominante kleur is dominant geel bij de putter. Het is daardoor heel gemakkelijk om een dominante kleur te combineren met een geslachtsgebonden kleur. Geelaganet en geelsatinet zijn voorbeelden hiervan. Als een dominante kleurmutatie op twee factoren voorkomt noemt men ze dubbelfactorig. Een voorbeeld hiervan is de dominante dubbelfactorige pastelfactor bij de sijs. 

 

 

Voorbeelden van broeduitkomsten: (dominant geel bij de putter)

 

 

Gele man x wildkleur pop: 25% enkelfactorige gele mannen, 25% enkelfactorige gele poppen, 25% wildkleur mannen, 25% wildkleur poppen

 

Wildkleur man x gele pop: 25% enkelfactorige gele mannen, 25% enkelfactorige gele poppen, 25% wildkleur mannen, 25% wildkleur poppen

 

Gele man x gele pop: 50% dubbelfactorige gele mannen of poppen, 25% enkelfactorige gele mannen of poppen, 25% wildkleur mannen en poppen

 

 

Opmerking:

 

  1. Het maakt niet uit of de man of de pop de mutant is: de broeduitkomsten blijven in principe hetzelfde.
  2. Bij de koppeling van een dominante mutant x dominante mutant kan eventueel de lethaal factor optreden. Dit wil zeggen dat de jongen niet levensvatbaar zijn.
  3. In dit voorbeeld kan je "geel" vervangen door eender welke dominante kleurmutatie

 

  • Recessieve vererving:

 

Een recessieve kleurmutatie laat zich pas zien als ze op twee factoren voorkomt. Als de mutatie slechts op één factor voorkomt hebben we te doen met een split vogel. Dit kan zowel een man als een pop zijn. Voorbeelden van recessieve verervingen zijn opaal bij de putter en bont bij de goudvink.

 

 

Voorbeelden van broeduitkomsten: (Opaal bij de putter)

 

 

WIldkleur man x split opaal pop: 25% wildkleur mannen, 25% wildkleur poppen, 25% split opaal mannen, 25% split opaal poppen

 

Split opaal man x wildkleur pop: 25% wildkleur mannen, 25% wildkleur poppen, 25% split opaal mannen, 25% split opaal poppen

 

Split opaal man x split opaal pop: 12,5% split opaal mannen, 25% split opaal poppen, 25% opaal mannen, 12,5% opaal poppen, 12,5% wildkleur mannen, 12,5% wildkleur poppen

 

Opaal man x split opaal pop: 25% opaal mannen, 25% opaal poppen, 25% split opaal mannen, 25% split opaal poppen

 

Split opaal man x opaal pop: 25% opaal mannen, 25% opaal poppen, 25% split opaal mannen, 25% split opaal poppen

 

Opaal man x opaal pop: 50% opaal mannen, 50% opaal poppen

 

  • Intermediaire vererving:

 

 Dit is een vererving waarbij de kleur van de jongen het midden houdt tussen de kleur van de vader en de kleur van de moeder. Bij onze Europese vogels ken ik nog geen enkele intermediaire kleur. Maar een goed voorbeeld van een intermediaire vererving is wel de vederlengte. Als een kort bevederde intensieve man gepaard wordt aan een schimmel pop zullen de jongen een vederlengte hebben die ergens het midden houdt tussen die van de twee ouders.